Daewoo RF-39.A Refrigerator User Manual


 
38
TIPS VOOR INVRIEZEN EN BEWAREN
1. Houdt u zich aan de bewaartijd die de leveranciers van
etenswaren opgeven. Let er op dat verpakkingen
onbeschadigd zijn.
2. Bespaar op energiekosten: door gelijksoortige etenswaren
bij elkaar te bewaren hoeft u niet te zoeken en kunt u de
deur weer snel sluiten.
3. Etenswaren geschikt voor invriezen: vlees, gevogelte, verse
vis, groenten, fruit, zuivelproducten, brood, gebakken
etenswaren, voorgekookte maaltijden.
4. Etenswaren die niet geschikt zijn om in te vriezen: sla,
radijs, druiven, hele appels en peren, vet vlees.
5. Wanneer u zelf invriest, verpak de etenswaren dan in
afgepaste hoeveelheden. Om de etenswaren snel en goed in
te vriezen moet u onderstaande hoeveelheden niet
overschrijden om de kwaliteit van de etenswaren optimaal
te houden:
- fruit en groenten: tot 1 kg;
- vlees: tot 2,5 kg.
6. Was en snijd etenswaren voordat u ze blancheert. 2 tot 3
minuten in kokend water; daarna snel afkoelen in koud
water, indien gewenst ontdoen van overtollig vocht. Als u
een stoomkoker of micro-wave oven gebruikt verwijzen wij
naar de daarbij behorende blancheertijden.
7. Vochtige verpakkingen vriezen aan elkaar vast. Maak ze
droog voorat u ze invriest.
8. Vries verse etenswaren gescheiden in van reeds ingevroren
etenswaren.
9. Verse en geblancheerde etenswaren moet u niet zouten of
kruiden als u ze gaat invriezen. Met name de smaak van
kruiden kan veranderen. Andere etenswaren mogen licht
gezouten of gekruid worden.
10.Gebruik verpakkingsmateriaal of speciale dozen die
geschikt zijn voor gebruik in de diepvries. U voorkomt
kwaliteitsverlies.
11.Schrijf op de verpakkingen wat er in zit en de datum
waarop u ze invriest. Neem de bewaartijden in acht om
kwaliteitsverlies te voorkomen.
12.Flessen of containers met koolzuurhoudende dranken moet
u niet invriezen. Ze kunnen barsten of scheuren.
13.Haal niet meer voedsel uit het vriescompartiment dan de
hoeveelheid die u nodig heeft. Bereid het voedsel zo snel
mogelijk nadat het ontdooid is.
TIPS VOOR HET KOPEN VAN
DIEPVRIESPRODUCTEN
1. Let er op dat verpakkingen onbeschadigd zijn
(blootstelling aan de lucht kan schadelijk zijn).
Uitstulpende verpakkingen of verpakkingen met
onduidelijke vlekken kunnen onjuist bewaard zijn en
mogelijk deels ontdooit zijn (geweest).
2. Koop diepvriesproducten pas op het laatst en vervoer ze in
een isolerende tas.
3. Plaats de nog ingevroren producten zo snel mogelijk in het
vriescompartiment.
4. Gedeeltelijk ontdooide etenswaren moet u niet opnieuw
invriezen. Consumeer ze binnen 24 uur.
5. Let op de uiterste consumptiedatum en bewaarrichtlijnen.
SCHOONMAKEN
1. Koppel het apparaat altijd los van het stroomnet.
2. Gebruik geen schuurmiddelen. Regelmatig reinigen met
een spons, bevochtigd in handwarm water is voldoende. U
kunt daarbij een pH-neutraal schoonmaakmiddel
gebruiken. Daarna afnemen en drogen met een zachte
doek.
3. De buitenzijde neemt u af met zachte vochtige doek.
4. Controleer de luchtopeningen aan de voorzijde en
warmtewisselaar (radiator) aan de achterzijde van het
apparaat op stofophoping. Verwijder het stof met een
stofzuiger of borstel.
ALS U HET APPARAAT TIJDELIJK BUITEN
GEBRUIK STELT
1. Maak beide compartimenten leeg.
2. Koppel het apparaat los van het stroomnet.
3. Reinig en droog beide compartimenten.
4. Laat de deuren open om het ontstaan van onprettige
geuren te voorkomen.
KLANTENSERVICE
Voordat u contact opneemt met uw winkelier:
1. Misschien kunt u het probleem zelf oplossen. Zie daartoe
het hoofdstuk ‘Mogelijke problemen en hoe ze op te
lossen’.
2. Volg de installatierichtlijnen in deze gebruiksaanwijzing.
Als het probleem zich opnieuw voordoet, adviseren wij u
het apparaat uit te schakelen en het na een uur nogmaals
te proberen.
3. Doet het probleem zich dan weer voor, neemt u dan
contact op met uw winkelier. U wordt dan gevraagd naar:
- de aard van het probleem;
- het type en serienummer;
- het service nummer (zie typeplaatje 8);
- uw adres, postcodenummer en telefoonnummer.
MOGELIJKE PROBLEMEN EN HOE ZE OP TE
LOSSEN
1. Het apparaat werkt niet. Controleer:
- staat er ‘stroom’ op het stopcontact?
- is de zekering in de stoppenkast in orde?
- zit de stekker goed in het stopcontact?
- is het netsnoer onbeschadigd?
- is de temperatuur van de koelkast- en
vriescompartimenten goed ingesteld; (5)?
2. De temperatuur in de compartimenten is niet laag genoeg.
Controleer:
- kunnen de deuren geheel gesloten worden?
- staat het apparaat te dicht bij een warmtebron?
- is de temperatuur van de koelkast- en
vriescompartimenten goed ingesteld; (5)?
- is de luchtcirculatie in de compartimenten mogelijk
geblokkeerd?
3. De temperatuur in het koelkastcompartiment is te laag.
Controleer:
- de instelling van de ‘Koelkast en diepvries temperatuur-
instellings knop (5)’
Nederlands