............ www.truemfg.com ............
True Food Service Equipment, Inc.
18 18
............ www.truemfg.com ............
18 18
AANWIJZINGEN VOOR INSTALLATIE/GEBRUIK
4. Als alle bedrijfsomstandigheden
normaal zijn, de voedingsspanning op
de aansluitklemmen van de compressor
in balans is en binnen de grenzen valt,
de temperatuur van de krukkast van de
compressor binnen de normale grenzen
ligt en het stroomverbruik binnen het
gespecificeerde bereik valt, kan de
motorbescherming defect zijn en dient
deze te worden vervangen.
Als de bedrijfsomstandigheden normaal
zijn en de compressor om onduidelijke
redenen uitermate heet draait of
als het stroomverbruik boven het
normale bereik is en de bescherming
herhaaldelijk doet trippen, is de
compressor inwendig beschadigd en
dient hij te worden vervangen.
ALS DE COMPRESSOR DRAAIT
MAAR NIET KOELT
1. Controleer de koelmiddelvoorraad.
Controleer of de oppervlakte van de
verdamper gelijkmatig koud is of
mogelijk plaatselijk niet van koelmiddel
voorzien is. Een gebrek aan koelmiddel
kan herkenbaar zijn aan lichte, sponzige
rijp bij de verdamperinlaat. Voeg zo
nodig koelmiddel toe.
2. Meet de aanzuigdruk van de
compressor. Een abnormaal lage
aanzuigdruk kan wijzen op een
gebrek aan koelmiddel, een slecht
werkende capillaire buis, een gebrek
aan verdampervermogen (mogelijk
vanwege ijsvorming of onvoldoende
luchtstroom) of een gedeeltelijke
verstopping in het systeem.
Gedeeltelijke verstoppingen in een
droger of zeef zijn dikwijls herkenbaar
aan rijp of een temperatuurdaling op
de plaats van de verstopping vanwege
de drukdaling in de leiding. Dit geldt
alleen als de leiding op het punt van
de verstopping vloeibaar koelmiddel
bevat, aangezien temperatuurveran-
deringen vanwege verstopping worden
veroorzaakt door de faseovergang
van vloeistof in damp waar de druk
verandert.
Abnormale verstoppingen in het
systeem dienen verholpen te worden.
3. Meet de afvoerdruk van de
compressor. Een abnormaal hoge
afvoerdruk kan een verlies van
vermogen veroorzaken en kan worden
veroorzaakt door een vervuilde
condensor, een slecht werkende
ventilator of door lucht in het systeem.
4. Als de aanzuigdruk hoog is
en de verdamper en condensor
normaal werken, controleert u het
stroomverbruik van de compressor. Als
het stroomverbruik gelijk aan of hoger
dan de op het gegevensplaatje vermelde
waarde is, is de compressor in orde
of zijn de kleppen van het apparaat
mogelijk beschadigd.
Een stroomverbruik dat aanzienlijk
lager is dan de op het gegevensplaatje
vermelde waarde kan aangeven dat het
inlaatmembraan of de verbindingsstang
in de compressor beschadigd is.
DIAGNOSE EN VERVANGEN
VAN ONDERDELEN VAN DE
VRIESKAST
1. Ontdooitimer
A. Controleer of de motor van de
timer draait.
B. Controleer de contacten op de
ontdooitimer.
C. Controleer de geleiding van de
magneetschakelaarwikkelingen
om er zeker van te zijn dat er
wordt omgeschakeld.
D. Controleer of de schuifjes van
de ontdooi-actuator op de juiste
stand staan.
E. Controleer of alle draden van
de timer goed zijn bevestigd en
niet gebroken zijn.
2. Ontdooiregelaar op de
afvoerbak van de verdamper
A. Als de ontdooitijd altijd 35
minuten bedraagt (of welke periode
dan ook voor de verstreken tijd is
ingesteld), de ventilatormotoren
niet vertraagd zijn na een
ontdooicyclus en er is vastgesteld
dat de magneetschakelaar in de
ontdooitimer goed werkt, vervangt u de
ontdooiregelaar in de verdamperruimte
boven in de vriezer. Deze regelaar is
op de afvoerbak van de verdamper
bevestigd.
3. Verwarmer
spiraalontdooiing
A. Breng de verdamperkap
omlaag. Koppel de spiraalverwarmer
los door de draadmoeren los te halen
op de plaats waar de verwarmer
is aangesloten op de elektrische
stroomkring van de vriezer in de
verdamperruimte. Meet de geleiding
van de verwarmer met een ohmmeter.
Als de verwarmer defect is, knipt u de
strips door waarmee de verwarmer op
de spiraal is bevestigd en verwijdert
u de verwarmer. Vervang hem door
een nieuwe verwarmer, die u met de
meegeleverde strips bevestigt.
4. Afvoerbuisverwarmer
A. Breng de verdamperkap
omlaag. Koppel de
afvoerbuisverwarmer los door de
draadmoeren los te halen op de plaats
waar de verwarmer is aangesloten op de
elektrische stroomkring van de vriezer
in de verdamperruimte. Controleer
de afvoerbuisverwarmer met een
ohmmeter.
B. Als de afvoerbuisverwarmer
defect is, haalt u de afvoerbuis los van
de vaste kunststof afvoer, verbuigt u
de lippen waarmee de afvoerbak van
de verdamper op de verdamperkap is
bevestigd en brengt u de afvoerbak
omhoog zodat de flexibele verwarmer
zichtbaar is, trekt u de verwarmer uit
de kunststof afvoerbuis en vervangt
u hem. Sluit de verwarmer aan op de
stroomkring in de verdamperruimte.
5. Kastthermostaat
A. Verwijder de twee
schroeven op de rechterkant
van de verdamperbehuizing,
waarmee de montageplaat van
de thermostaat is bevestigd. Reik
achter de verdamperbehuizing op de
thermostaatkant van de kast en trek
het thermostaathuis uit de houder in
de bovenwand van de kast. Koppel de
draden van de thermostaat los. Meet
de geleiding van de thermostaat en
vervang hem als hij beschadigd is.