NEDERLANDNEDERLAND
• 93 •• 92 •
te ontluchten.
• Na de inschakeling van het apparaat
knipperen de LED (23) en (24) gelijktijdig
gedurende de opwarming. Na de opwarming
van het apparaat branden LED (23) en (24)
continu.
• Nadat de bovengenoemde bewerkingen
beëindigd zijn, is het apparaat klaar voor
gebruik.
• Om koffie, warm water of stoom uit te
schenken en het apparaat juist te benutten,
moet men zich nauwkeurig aan de volgende
gebruiksaanwijzingen houden.
5 KOFFIEMALEN (FIG. 10)
Waarschuwing! Het handvat voor
de instelling van de koffiemaling
bevindt zich in het reservoir (Fig.10) en
mag enkel gedraaid worden indien de
koffiemaler werkt. Geen gemalen
koffie in de houder voor de koffiebonen
doen.
Het is verboden welk materieel ook, behalve
koffiebonen, in het apparaat in te voeren.
De koffiemaler bevat bewegende
onderdelen die gevaarlijk kunnen zijn; er
dus nooit met vingers en/of andere
voorwerpen ingaan. De hoofdschakelaar (7)
eerst uitschakelen en de kabel uit het
stopcontact verwijderen alvorens in de
bonenreservoir te werken. Geen
koffiebonen in de koffiemaler doen als deze
in bedrijf is.
De kwaliteit en de smaak van de koffie
hangen zowel van het malen als van de
koffiesoort af.
Het toestel is van een knop (Fig.10) voor de
instelling van het koffiemalen voorzien.
Om de graad van het malen te veranderen,
moet de knop met graden aanduiding
gedurende het malen gedraaid worden; de
cijfers op het handvat duiden de graad van
het malen aan.
Elk toestel wordt in de fabriek op een
middelmatig malen ingesteld: wanneer het
malen te fijn is, is het noodzakelijk het handvat
op grover malen in te stellen; wanneer het
malen te grof is, is het noodzakelijk het handvat
op fijner malen in te stellen.
De verandering in de maalgraad wordt pas
na het uitschenken van drie/vier kopjes koffie
merkbaar.
Gelieve koffiebonen voor espresso apparaten
te gebruiken. Uiterste maalgraden (vb. 1-16)
moeten vermeden worden; in deze gevallen
moeten verschillende koffiesoorten gebruikt
worden. De koffie altijd in een luchtdichte
doos en op een frisse plaats bewaren.
Het malen moet ingesteld worden wanneer de
koffie niet op een regelmatige manier uitloopt.
Koffie afgifte te snel = het malen is te grof > de
maalgraad verkleinen
Koffie afgifte in druppels en/of afwezig = het
malen is te fijn > de maalgraad vergroten.
6 AFSTELLING VAN DE
KOFFIEDOSIS (FIG.11)
Met dit apparaat is het mogelijk de
koffiehoeveelheid, die men wil malen, te
doseren. De dosering werd bij de producent,
op een aangegeven waarde, waarmee de
meerderheid tevreden is, bepaald.
Door de knop (Fig.11), die zich in het
midden van de bonenreservoir
koffiebonenhouder bevindt, tegen de wijzers
van de klok in te draaien, verhoogt de dosis
gemalen koffie; de dosis gemalen koffie
wordt minder indien men de knop met de
wijzers van de klok meedraait.
De afstelling van de koffiedosis moet voor de
inschakeling van de koffie-afgifte uitgevoerd
worden.
Op deze manier verkrijgt men een goede koffie-
afgifte en kan men alle bestaande koffiesoorten
gebruiken.
7 KOFFIE AFGIFTE
Aanmerking: Indien het apparaat
geen koffie distribueert, nakijken of
er genoeg water in het waterreservoir is.
• Controleer dat de groene LED (23) en (24)
continu branden, dat het waterreservoir en het
koffiebonenreservoir opgevuld zijn, alvorens
de koffie te laten uitlopen.
• Een of twee kopjes onder de tuiten stellen; de
hoogte van de pijp kan ingesteld worden door
de pijp met de hand naar boven of naar
beneden te verzetten (Fig.12), zodat hij zich
de hoogte van de kopjes aanpast.
7.1 Koffie afgifte met koffiebonen
• Om de koffie afgifte in werking te zetten,
moet de toets voor de uitloop (23 of 24)
gedrukt worden; de gekozen toets begint te
knipperen (zie hoofdstuk 15), terwijl de
andere toets zich vanzelf uitschakelt.
Voor 1 kopje koffie, gelieve een kopje
onder de tuit van de koffie afgifte te
plaatsen en eenmaal de toets (23 of 24)
in te drukken; voor 2 kopjes koffie moet
men twee kopjes onder de tuiten van de
koffie afgifte plaatsen en twee keer
achtereen, de toets (23 of 24) indrukken.
In deze bewerkingsmodaliteit voorziet het
apparaat automatisch in het malen en het
juiste doseren van de koffiehoeveelheid; de
voorbereiding voor twee kopjes vraagt twee
maalcycli en twee uitloopcycli die automatisch
door het toestel beheerd worden.
• Achtereenvolgens begint de uitloopcyclus.
• Nadat de voor-infusiecyclus beëindigd is,
druppelt de koffie uiteindelijk uit de tuiten.
(Fig.01-pos.13).
De koffie afgifte stopt automatisch als het
vooringesteld niveau bereikt wordt (zie
hoofdstuk 7.3); het is echter mogelijk de
uitloop van de koffie te onderbreken indien
men de toets drukt (Fig.01-pos.23 of 24).
7.2 Koffie afgifte met gemalen koffie
Om deze functie te benutten, is het
noodzakelijk de maatschep (Fig. 01-
21) te gebruiken voor de dosering van de
gemalen koffie in het apparaat.
Enkel gemalen koffie voor espresso
apparaten in de doseringshouder
doen; koffiebonen en andere voorwerpen
kunnen het apparaat beschadigen.
Het is verboden vingers in de
koffiedoseringshouder te steken
omdat het bewegende onderdelen bevat.
Om de juiste hoeveelheid koffiepoeder te
nemen, die in de doseringshouders dient te
worden gegeven, enkel het meegeleverde
maatschep (21) gebruiken. Voeg enkel een
maatschep koffiepoeder per keer in; om twee
kopjes koffie te verkrijgen dienen twee
opeenvolgende cycli uitgevoerd te worden.
• Druk de toets (22) voor het kiezen van de
bewerking; de led op de toets verlicht zich
• Hef het deksel van de koffiepoederdosering
op (fig.13).
• Neem d.m.v. het maatschep een koffiedosis:
verwijder de overvloedige koffiepoeder van
het maatschep.
• Ledig de koffiepoeder binnenin de dosering
(fig.14)
• Sluit het deksel van de koffiepoederdosering
• Druk de toets voor de koffie afgifte (23 of 24);
de gekozen toets begint te knipperen (zie
hoofdstuk 15) terwijl de andere toets zich
uitschakelt.
• De uitloopcyclus schakelt zich in.
• Na het beëindigen van de voor-infusiecyclus,
druppelt de koffie uit de tuit (13)
• De koffie afgifte stopt automatisch wanneer
het vooringesteld niveau bereikt wordt (zie
hoofdstuk 7.3); het is in ieder geval mogelijk
de koffie afgifte d.m.v. toets (23 of 24) te
onderbreken.
· Vervolgens wordt het apparaat automatisch
in de normale werkwijze gezet (zie par. 7.1)
7.3 Instelling van de koffiehoeveelheid
per kopje
Het apparaat werd geprogrammeerd om 2
koffietypes uit te schenken : espresso koffie met
toets (23) en Café creme met toets (24).
Plaats het kopje onder de uitloper (13) om de
geprogrammeerde waarden aan het kopje aan
te passen, de uitlooptoets voor de gewenste
koffie (23 of 24) ingedrukt houden.
Afwachten tot het kopje met de gewenste
hoeveelheid gevuld wordt en dan de toets
loslaten.
Waarschuwing: de toets (23 of
24) gedurende de gehele
uitloopprocedure van de koffie ingedrukt
houden.
Gaggia-Syncrony-cod 165892000 rev.01.PMD 14/06/2002, 17.2592-93