7
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATEUR
De onderstaande instructies zijn bestemd voor de erkende
installateur en om hem in staat te stellen de handelingen
met betrekking tot de installatie, de regelingen en het
technische onderhoud op de meest correcte wijze en in
overeenstemming met de van toepassing zijnde normen
uit te voeren.
Belangrijk: alle regel-, onderhoudshandelingen enz.
moeten op een van het elektriciteitsnet afgesloten
apparaat worden uitgevoerd. Indien het noodzakelijk
mocht blijken de elektrische voeding te handhaven zal de
grootst mogelijke voorzorg moeten worden genomen.
Het fornuis heeft de volgende technische kenmerken:
Klasse 1
Categorie II 2L3B/P (voor NEDERLAND)
Categorie II 2E+3+ (voor BELGIË)
De afmetingen van de apparaten zijn afgebeeld in de figuur
op blz.2. Voor de goede werking van een tussen meubelen
ingebouwd apparaat is het noodzakelijk dat de in figuur 5
aangeduide minimumafstanden in acht worden genomen.
Bovendien moeten de aangrenzende oppervlakten en de
achterwand uit hittebestendig materiaal vervaardigd zijn
om aan een boventemperatuur van 65 °C te weerstaan.
Alvorens het fornuis te plaatsen moeten de verstelbare
poten ervan in de daarvoor bestemde openingen aan de
onderzijde van de ommanteling worden bevestigd. De
verstelbare poten kunnen met een schroef worden geregeld
en maken het mogelijk om indien noodzakelijk het apparaat
waterpas op de gewenste hoogte te stellen.
Plaatsing
Dit apparaat mag uitsluitend in permanent geventileerde
ruimten (overeenkomstig de voorschriften van de van
toepassing zijnde NEN 1078 Norm) worden geïnstalleerd
en functioneren. Aan de volgende voorwaarden moet worden
A
fig.5
Aansluitende Ventilatie
Bijzonderheid A kamer kamer
Voorbeeld van een ventilatieopening Vergroting van de gleuf tussen
voor verbrandingslucht de deur en de vloer
fig. 7A fig. 7B
fig.6
In open haard of vertakte rookpijp Meteen naar buiten
(aanwezig bij de kookapparaten)
Ventilatie van de keukenruimte
In de ruimte waar het apparaat wordt geïnstalleerd moet
een hoeveelheid lucht worden toegevoerd die voldoerde is
voor de verbranding van het gas en de ventilatie van de
ruimte. De natuurlijke toevoer van de lucht dient te worden
gewaarborgd door middel van permanente openingen in
de buitenmuren van de ruimte, of door enkele of collectief
vertakte ventilatiekanalen, in overeenstemming met de
geldende normen.
De lucht dient rechtstreeks van buitenaf en uit de buurt
van bronnen van verontreiniging te worden toegevoerd.
De ventilatieopening moet over de volgende eigenschappen
beschikken (fig.7A):
• een totale volledig onbelemmerde doorgangssectie van
tenminste 6 cm² voor iedere kW nominale
warmtecapaciteit van het apparaat, met een minimum
van 100 cm² (de warmtecapaciteit kan worden afgelezen
op het plaatje met de technische gegevens aan de
achterzijde van het apparaat);
• de mondingen aan zowel de binnen- als de buitenzijde
van de wand mogen niet verstopt kunnen raken;
• met bijvoorbeeld een rooster, metalen gazen, enz. zijn
beschermd opdat de bovengenoemde nuttige sectie niet
wordt verminderd.
• op een hoogte vlak boven de vloer zijn geplaatst.
De lucht mag eveneens vanuit een nevenliggende ruimte
worden toegevoerd, op voorwaarde dat het hier geen
slaapkamer of een ruimte waar brandgevaar bestaat
betreft, zoals bijv. opslagplaatsen, garages, magazijnen
met brandbaar materiaal enz., en ze in overeenstemming
met de geldende normen is geventileerd. De toevoer van
de lucht vanuit een nevenliggende ruimte naar de te
ventileren ruimte dient vrijelijk door permanente openingen
te worden gegarandeerd, met een sectie die niet kleiner
mag zijn dan die hierboven vermeld. Deze openingen
kunnen ook worden verkregen door de vrije ruimte tussen
de deur en de vloer te vergroten (fig.7B).
voldaan:
• Het apparaat moet de verbrandingsproducten afvoeren
naar een speciaal hiervoor bestemde kap die op een
schoorsteen, een afvoerkanaal of rechtstreeks naar
buiten moet zijn aangesloten (fig.6).
• Als het gebruik van een kap niet mogelijk is, kan een op
het raam of de buitenmuur geplaatste elektroventilator
worden gebruikt die tegelijkertijd met het apparaat in
werking moet worden gesteld.